De specerijenhandel

De specerijenhandel is een commerciële activiteit, waarbij in de oudheid, middeleeuwen en vroegmoderne tijd specerijen, peper en andere exotische Aziatische producten naar Europa werden geëxporteerd in ruil voor goud en zilver. De specerijen waren destijds in de keuken zeer gewild als smaakstoffen en conserveringsmiddelen. Ook schreef men er gunstige geneeskundige werkingen aan toe. Door hun schaarste waren specerijen ultieme luxeproducten voor de elite van de westerse rijken.

De Sago Palm

Pohon sagu

De palm heeft geveerde, tot 7 m lange bladeren, die meestal stijf staan opgericht. De onderste deelblaadjes zijn meer van elkaar verwijderd en wijd afstaand, de bovenste deelblaadjes staan dichter opeen en wijzen meer naar voren. De tweeslachtige bloemen zijn tot 1 cm lang en zitten talrijk bijeen aan zijtakken van de derde orde in grote, regelmatig vertakte pluimen in de top van de palm. De vruchten zijn rond tot eivormig, tot 4,5 cm lang, dicht bedekt met geelbruine schubben en bevatten gewoonlijk één zaad. Na het rijpen van de vruchten, op een leeftijd van tien tot twintig jaar sterft de stam van de plant af, maar de plant overleeft door de vorming van nieuwe scheuten bij de voet.


De plant kan het gemakkelijkst vermeerderd worden door de nieuwe scheuten bij de voet weg te nemen en apart uit te planten. Zaden ontkiemen niet of zeer langzaam, na langer dan zes maanden.De sagopalm is een snelgroeiende palm, die veel zetmeel in zijn stam opslaat. Na ongeveer tien tot twintig jaar, vlak voordat de palm begint te bloeien, worden de stammen van de sagopalm geoogst, en wordt het merg uit de stam fijngestampt of gemalen. Met water wordt vervolgens het zetmeel uit het fijngemaakte merg gewassen. In de eilanden in het westelijke gedeelte van de Grote Oceaan vormt sago basisvoedsel. De bladeren van de sagopalm worden gebruikt als dakbedekking. Ze blijven wel zeven jaar goed, waarmee ze duurzamer zijn dan vele andere plantaardige dakbedekkingsmaterialen. De gedroogde bladstelen (gaba-gaba in het Indonesisch) worden gebruikt voor het maken van wanden en plafonds, en, omdat ze zeer licht van gewicht zijn, ook voor het bouwen van vlotten.

Kruidnagels

Kapal Tjenkeh

Cenkeh specerij
Cenkeh specerij
Cenkeh specerij
Cenkeh specerij

Kruidnagel is een in de keuken gebruikte specerij met een zeer overheersende smaak. Kruidnagels zijn de gedroogde, nog gesloten bloemknoppen van de kruidnagelboom (Syzygium aromaticum, synoniemen: Eugenia aromatica en Eugenia caryophyllata). Een kruidnagel bestaat uit een ongeveer 1 cm lang steeltje, met daarop het knopje, dat zo'n 3 mm in diameter is.

In de Molukken verbruikt men bijna de gehele kruidnagelproductie in het land zelf, onder andere omdat kruidnagels daar in sigaretten (Kreteks) worden verwerkt. De naam Kreteks is een klanknabootsing van het knetteren van deze sigaretten wanneer ze worden aangestoken. De olie uit de kruidnagel verbrandt dan.

Kruidnagels worden veel gebruikt in koekkruiden, zoals in speculaas. Bij stoofgerechten, zoals runderlappen worden kruidnagels langdurig meegetrokken. Traditioneel worden kruidnagels ook meegekookt met rodekool en met wild. Kruidnagel vormt een bestanddeel van het kerriemengsel. In Duitsland worden kruidnagels toegevoegd aan glühwein, in Nederland worden kruidnagels toegevoegd aan de (vergelijkbare) bisschopswijn. De kruidnagels zelf moeten niet gegeten worden, want zelfs na lang stoven hebben ze nog een zeer sterke smaak.

Nootmuskaat

Nootmuskaat is een specerij afkomstig van de muskaatboom (Myristica fragrans), die in regenrijke tropische kustgebieden gekweekt wordt. De muskaatnoot is ovaal van vorm en ongeveer twee en een halve centimeter lang. De muskaatnoot is zeer hard: in de keuken wordt de muskaatnoot daarom alleen in geraspte vorm (nootmuskaat) gebruikt. Er is fabrieksmatig gemalen nootmuskaat op de markt, maar men kan muskaatnoten kopen en die zelf met een nootmuskaatrasp raspen. Het woord nootmuskaat is een verbastering van het Latijnse "nuces moschatae", hetgeen "naar muskus ruikende noten" betekent.

In de levensmiddelenindustrie gebruikt men liever de olie dan nootmuskaatpoeder, omdat die haar smaak langer vasthoudt, gemakkelijker doseerbaar is en daarenboven geen risico op vergiftiging met aflatoxine meebrengt. Deze giftige stof komt voort uit een schimmel in tropisch gebied die de muskaatboom kan aantasten.

Nootmuskaat wordt traditioneel gebruikt bij gekookte sperziebonen, bloemkool, spruitjes, spinazie of asperges. Men gebruikt het ook in bereiding van aardappelpuree en in kaassaus. Ten slotte wordt nootmuskaat, naast kaneel, ook veel gebruikt in koek en gebak, met name in speculaas. Door de sterke smaak is een kleine hoeveelheid al voldoende.

Kaneelboom

Kaneelboom

De kaneelboom is een tropische, altijd groene, snel groeiende boom die ca. 7 m hoog wordt. Kaneel bloeit met kleine, onopvallende witgroene bloemen.

Kaneelboom Molukken
Kaneel specerij

Kaneel specerij

Kaneel wordt in de Westerse keuken meestal gebruikt als smaakmaker in zoete gerechten, zoals appelmoes of stoofperen, en in vele soorten gebak.

Kaneel specerij Molukken

Nootmuskaat specerij

Nootmuskaat is een specerij afkomstig van de muskaatboom (Myristica fragrans).

specerij produkten
specerij produkten
specerij produkten
specerij produkten

De Molukken en de Banda-eilanden

De Specerijen-eilanden in het begin van de 16e eeuw.

Tegenwoordig worden alle eilanden en groepen van eilanden tussen Sulawesi (Celebes) en Nieuw-Guinea tot de Molukken ge­rekend. Al deze eilanden zijn van vulkanische oorsprong. Zij zijn zeer vruchtbaar en op vele eilanden groeit de sagopalm. De gemakkelijk verkrijgbare sago vormt het volksvoedsel, dat wordt aangevuld met gevogelte. De Portugezen verstaan In de 16e eeuw onder de Ilhas das Especiarias slechts twee kleine groepen eilanden: de Banda-eilanden, enige kleine eilandjes ten zuiden van Ceram, en de eigenlijke Molucas, zijnde de ten westen van Halmahera gelegen eilanden Tidore, Ternate, Makian, Motir, Mareh en Hiri. Op deze eilanden groeien op de vulkaanhellingen kruidnagelbomen.

de Portugezen overzee.

Als de Portugezen de Molukken bereiken heersen daar vier vor­sten: Aanvankelijk is de heerser van Gigolo de kolano moloco (koning van de Molukken), later is deze titel overgegaan op de koning van Ternate, terwijl de koning van Gigolo, die zijn vazal is geworden, het moet stellen met de titel djkomo kolano, dat wil zeggen: koning van de bocht (in Halmahera's kustlijn). De koning van Tidore is de kiema kolano (bergkoning) en de koning van Batjan siert zich met de naam kolano madehe, oftewel, koning aan het einde (van de Molukken).

Toen de Nederlanders van de VOC in 1607 kwamen

werden ze door de bevolking van Ternate met open armen ontvangen. Er werd een bondgenootschap gesloten en zo stonden Spanje/Tidore en Nederland/Ternate dus tegenover elkaar. Met hulp van de lokale bevolking bouwden de Nederlanders een fort bovenop een oud Maleis fort. In eerste instantie werd dit Fort Malayo genoemd maar later (en ook nu nog) zou het bekend worden onder de naam Fort Oranje. De Nederlanders werden sterker dan de Spanjaarden, veroverden enkele andere eilanden en namen Spaanse forten over. Onder andere Fort Tolukko werd nu Nederlands, en na renovatie kreeg het de nieuwe naam Fort Hollandia. Fort Oranje was inmiddels het hoofdkwartier van de VOC geworden en bleef dat tot 1619, toen het naar Batavia verplaatst werd.